Gewacht

 

Het wachten,
op de diepe dooi,
was tevergeefs.

Tussenlentes
deden frisse voorjaarsbloemen komen,
en spoedig gaan.
De permafrost verbood,
zomerbomen.

De schaduw van gemiste kansen,
verkoelde soms de zomerdagen,
zelden werd voluit
voor het warme hart
gegaan.

Toch brandde steeds
je heilig vuur,
onstuitbaar,
altijd hevig,
puur

Voor eeuwig,
nu,
voor eeuwig.

 

terug